Hypnotherapie in historisch perspectief
Dr. Fons de Vries
Praktijk Mental Balance
Amersfoort-Utrecht, Gooi, Gelderland en omstreken
Integratieve psychotherapie, hypnotherapie, relatietherapie en PDS-therapie
Hypnotherapie als vorm van psychotherapie heeft een zeer lange ontstaansgeschiedenis. In allerlei culturen overal ter wereld gebruikt of gebruikte men trancetechnieken bij genezingsrituelen. Trance kan men zien als een toestand van diepe ontspanning en veranderd bewustzijn waarbij contact gemaakt kan worden met het onbewuste van de menselijke geest. Al in het oude India, Egypte en Griekenland werden door priesters rituelen uitgevoerd om via een veranderde staat van bewustzijn contact te maken met het ‘hogere’. Vaak waren deze spirituele technieken gericht op genezingsprocessen van lichaam en geest, die in die tijd onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Later ging men dit onder invloed van de Cartesiaanse filosofie gescheiden zien en pas in onze tijd is er weer een herwaardering voor de psychosomatiek, de samenhang tussen geest en lichaam.
Als de grondlegger van de medische hypnose ziet men meestal de Weense arts Mesmer
(1734 – 1815). In 1778 vertrok hij naar Parijs waar hij ging experimenteren met magneten voor de behandeling van vele kwalen waaronder hysterie, een in die dagen veel gestelde diagnose vooral bij vrouwen. Hij vond de baquet uit, een soort badkuip met metalen stangen en ijzervijlsel, waarbij zijn patiënten rondom deze kuip zaten voor de genezing van ‘zenuwaandoeningen’. Met enige goede wil kan men hem dan ook de vader van de groepstherapie noemen. Later stapte hij van het fysische magnetisme over op het ‘dierlijk’ magnetisme, een voorloper van de klassieke hypnotherapie waarbij de patiënten in een soort diepe trance werden gebracht. Het mesmerisme was geboren.
In 1846 publiceerde de in India werkzame Schotse chirurg James Esdaile het boek Mesmerism in India waarin hij duizenden kleine en grotere chirurgische ingrepen beschrijft, waarbij mesmerisme werd gebruikt als anesthesie. Korte tijd later werd ether als narcosemiddel uitgevonden waardoor mesmerisme weer in onbruik geraakte.
De Britse arts James Braid (1795 – 1860), een aanvankelijke scepticus van het mesmerisme, raakte uiteindelijk overtuigd van Mesmers ideeën. Hij verfijnde het mesmerisme waarbij hij als eerste de term hypnose ging gebruiken. Hypnose afgeleid van Hypnos (de Griekse god van de slaap) was in die tijd nog een diepe trance met slaap en amnesie.
De belangstelling voor hypnose breidde zich eind 19e eeuw uit naar Frankrijk. De plattelandsarts Liébeault, de neuroloog Bernheim en de zenuwarts Charcot ontwikkelden een Franse stroming in het onderzoek naar hypnose. Hierbij lag de nadruk op somatische toepassingen.
De grondlegger van de psychoanalyse Sigmund Freud (1856 – 1939) leerde bij Charcot en Bernheim de beginselen van de hypnose. Terug in Wenen had Freud grote moeite om zijn patiënten onder hypnose te brengen. De primitieve inductietechnieken en directieve suggesties gericht op het symptoom en niet op de onderliggende oorzaak hadden in zijn handen weinig succes. Als matig hypnotherapeut stopte Freud snel met hypnose en ontwikkelde hieruit het proces van de vrije associatie.
De Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung (1875 – 1961) ontwikkelde uit de psychoanalyse de analytische psychologie. Bij deze vorm van dieptepsychologie stonden het persoonlijk onbewuste (onderbewuste), collectief onbewuste (onbewuste weten van de gehele mensheid) en de Ziel (kosmisch bewustzijn) centraal. Zijn studies naar het onbewuste kunnen beschouwd worden als de bakermat van de psychotherapie in het algemeen en de hypnotherapie in het bijzonder.
Doordat Freud weinig succes had met hypnose, was hypnose lange tijd uit de gratie bij veel psychiaters. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw nam de belangstelling voor hypnose weer toe door de Amerikaanse psychiater Milton Erickson (1901 – 1980). Hij begon hypnose te gebruiken bij psychotherapie.
In tegenstelling tot het eerdere gebruik van hypnose gebruikte hij geen directe suggesties tegen het symptoom, maar onderzocht hij met indirecte technieken de onderliggende oorzaken van het symptoom. Uit de Ericksoniaanse therapie ontwikkelde zich de moderne hypnotherapie. Deze modernere therapie is minder autoritair, sterker volgend en werkt bewust met een lichtere trance (niet somnambulistisch) om een directer therapeutisch contact mogelijk te maken, waardoor de interventiemogelijkheden uitgebreider zijn.
Door John Grinder en Richard Bandler, de grondleggers van NLP, kwam Milton Erickson nog verder in de belangstelling te staan.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontwikkelden zij het Milton model door het modelleren van het hypnotisch taalgebruik van Erickson.
De psycholoog Ernest Hilgard (1904 – 2001) heeft veel onderzoek verricht op het gebied van moderne hypnotherapie, met de nodige toepassingen op het gebied van pijnreductie. Bovendien ontwierp hij de Stanford Hypnotic Susceptibility Scales, een veelgebruikte hypnotiseerbaarheidstest.
Er bestaan vele definities voor hypnose. De Nederlandse psychiater Dijkshoorn definieert het als: “Het therapeutisch gebruik maken van een toestand van veranderd bewustzijn (trance), waarin de cliënt zichzelf heeft gebracht, met behulp van inductietechnieken die hem door de therapeut zijn aangereikt.”. Het begrip trance kan gezien worden als: “Een hypnotische trance is een toestand van diepe ontspanning en veranderd bewustzijn, waarin je contact kunt maken met het onbewuste. Sommigen spreken van een doelgerichte dagdroom waarin je je losmaakt van je uitwendige omgeving en opgaat in je innerlijke werkelijkheid.” (Uijtenbogaardt, 2002).
Meer weten over hypnotherapie: download het gratis E-book: Partnerkeuze problemen en hypnotherapie - Door hypnotherapie tot de juiste partnerkeuze.
16 februari 2015